| De gebiedsbeschrijvingen, gebiedscriteria en beleidsuitgangspunten welstand maken deel uit van deze beoordelingscriteria. |
| De indeling van het perceel en de hoofdopzet van het hoofgebouw moeten worden afgestemd op de landschappelijke en cultuurhistorische karakteristiek van de locatie (hiërarchie, ontsluiting, zichtlijnen e.d.). |
| Bij (vervangende) nieuwbouw moet rekening gehouden worden met het algemene gebiedskarakter en landschapstype. |
 | De hoofdvormen, die moeten bestaan uit liggende blokvormige bouwmassa’s met lage goothoogte en forse, hoogoplopende kappen, dienen ervoor te zorgen dat de gebouwen passen bij de landschappelijke en cultuurhistorische karakteristiek. |
| Elke bouwmassa heeft zijn eigen karakteristiek, maar moet passen bij de bouwmassa’s van het betreffende complex. |
 | Grote ingrepen aan bestaande boerderijen dienen zo veel mogelijk op één punt, bij voorkeur aan de achterzijde, te worden geconcentreerd, rekening houdend met de originele hoofdvorm en kapvorm. |
| Bij vervangende nieuwbouw bij voorkeur de oorspronkelijke eenvoudige hoofdvorm van de boerderij als beeldbepalend element in het landschap bewaren. |
 | Bij renovatie van boerderijen dient de originele vorm(geving) het uitgangspunt te zijn. |
 | Aan- en bijgebouwen dienen rekening te houden met de herkenbaarheid van de hoofdbebouwing. |
 | Bij bestaande gevels moet de oorspronkelijke (karakteristieke) indeling blijven domineren, waarbij de gevelopeningen verticaal gericht zijn. |
| De bebouwing heeft een duidelijke relatie met de (oorspronkelijke) agrarische functie: dit uit zich in eenvoudige hoofdvormen en een duidelijke gevelindeling, aansluitend op het oorspronkelijke boerderijtype van dit gebied. |
| Zijgevels dienen laag en onopvallend te zijn en de kopgevels dienen een stoere en duidelijke expressie te hebben. |
| Bij verbouw en renovatie dient te worden aangesloten bij de richting en de maatverhoudingen van de bestaande gevelopeningen. |
| De gevels van bijgebouwen moeten een duidelijke plint en een beëindiging aan de bovenzijde hebben. |
| Grote vlakken moeten een structuur of onderverdeling hebben. |