8.3   Welstandszorg en bestemmingsplannen
 
Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken. Het bestemmingsplan geeft het planologische en juridisch toetsbare kader voor het bouwen. Wat betreft de verhouding tussen het bestemmingsplan en welstandstoezicht moet onderscheid worden gemaakt in impliciete (bijv. geen uitputtende regeling -normen- ten aanzien van de plaatsing van bijgebouwen), en expliciete (bijv. een maximaal toegestane nokhoogte) bouwmogelijkheden. Expliciete normering dient bij de welstandstoetsing zonder meer in acht te worden genomen (er mogen dus geen beperkende welstandseisen worden gesteld). Bij impliciete bouwmogelijkheden kan het welstandstoezicht t.o.v. het bestemmingsplan aanvullend werken, mits de bouwmogelijkheden niet geheel teniet gaan en duidelijk is dat de wetgever niet bewust van normering in het bestemmingsplan heeft afgezien (dit moet expliciet blijken uit het bestemmingsplan). Alle aanvragen worden eerst aan het bestemmingsplan getoetst voor ze aan welstand worden voorgelegd. Plannen die afwijken van een bestemmingsplan worden in principe niet voorgelegd aan de welstandscommissie. De gemeente geeft aan in hoeverre een plan past binnen het vigerende of voorgenomen planologische kader.