5.18.4   IJssellandschap - Omschrijving
 
Vormgeving Materiaal en kleur Detaillering Beschrijving Beschrijving Beschrijving

Omschrijving
Het huidige landschap is het resultaat van langdurige natuurlijke processen, zoals de vorming van geomorfologische formaties en door de mens door de eeuwen heen aangebrachte veranderingen met grondgebruik en bebouwing. Om een goed overzicht te krijgen van de buitengebieden en de interacties tussen mens en natuur worden de drie volgende onderdelen omschreven: landschapstype, bebouwingscomplexen en gebouwtypen.

Landschapstype
Het IJsseldal is een glaciaal bekken. In het IJsseldal overheerst het weiland. Het weteringen-gebied strekt zich uit van het Apeldoorns Kanaal tot aan de rivierklei in het oosten. De verkaveling heeft hier deels een strakke, rechthoekige structuur. Hier strekken de kavels zich evenwijdig aan elkaar uit tussen de weteringen. De wat hoger gelegen oude bouwlanden hebben een minder rechtlijnige structuur en zijn kleinschaliger van karakter door de afwisseling van enken, hagen, grasland en bosjes.

Bebouwingscomplex
Het gebied kent een dichte wegenstructuur waaraan zich tevens de bebouwing bevindt.
De kern Oene, maar ook de buurtschappen Boshoek en Wijnbergen zijn in dit gebied gesitueerd. De oude cultuurgronden noordelijk van Oene zijn zichtbaar in de verkavelingstructuur en de bebouwing. De weteringen stromen van zuid naar noord, in tegenstelling tot de beken die van west naar oost stromen. De weteringen zijn structurerend voor het landschap. De meeste wegen en boerderijen zijn gelegen langs de weteringen, en vooral ten oosten van de Grote Wetering. Tussen de weteringen liggen smalle langwerpige kavels. De verkaveling tussen het Apeldoorns Kanaal en de nieuwe wetering is meer blokvormig. Duidelijk herkenbaar zijn: Oenenschebroek, Eperbroek-Vlekkertse Veld, Bossenbroek-Waterland en Vaassenschebroek. Dit betreft vlak, grootschalig, open landschap met relatief weinig bebouwing. In het uiterste oosten van Epe reikt het gemeentelijke grondgebied tot aan de IJssel. Tussen de rivier en de IJsseldijk bevindt zich een stuk uiterwaardenlandschap zonder bebouwing.

Gebouwtype
De hoofdopzet van een bebouwingscomplex (het merendeel bestaat uit agrarische bedrijven) bestaat uit een hoofdgebouw met een of meerdere schuren. Het hoofdgebouw valt altijd op door zijn ligging in het complex: het merendeel van de gebouwen is georiënteerd naar de hoofdweg (haaks op de wetering) of evenwijdig aan de ontsluitingsweg en staat langs de weg of ver terugliggend tegen hoge boombeplanting aan. Soms verdwijnen de bouwcomplexen in een groen eiland van hoge bomen omringd door hagen De bijgebouwen staan achter de voorgevellijn, haaks op of parallel aan het hoofdgebouw. Meerdere schuren kunnen in rijtjes naast elkaar staan. De bijgebouwen zijn altijd ondergeschikt aan het hoofdgebouw. De oorspronkelijke bijgebouwen zijn opgetrokken in hout (donkerbruin) op een gemetselde basis en hebben een rieten kap. In dit gebied zijn de huidige schuren voor het merendeel gemetseld en hebben een rieten kap of zijn gedekt met oranje dakpannen of donkere golfplaten. De schuren of stallen kunnen vrijstaand zijn maar zijn in de loop der tijden soms ook verbonden met het hoofdgebouw.

Traditionele bebouwing
De meeste bouwvormen stammen uit de 19e eeuw. Kenmerkend is de hoofdvorm gebaseerd op het hallenhuis en opgetrokken uit een laag met een bewoonbare kap. Ze zijn eenvoudig van vorm, in het algemeen rechthoekig, en hebben een forse kap voorzien van riet. Donkere dakpannen komen in mindere mate voor. De kapvorm is traditioneel en bijna altijd met een afgewolfd zadeldak, zowel bij de voorgevel als de achtergevel met een lage goothoogte. Windveren sieren de overgang van de gevel naar de kap. In het algemeen hebben de houten onderdelen zoals windveren en kozijnen witte en / of donkere kleuren (bruin of groen). Vlechting in de overgang tussen opgaand metselwerk en kap komt ook voor.

De voorgevelindeling (in het verleden woongedeelte) volgt de driehoekig doorsnede van de kap en toont geen uitbouw. De openingen op de begane grond niveau zijn breed en hoog en verdeeld in meestal drie elementen in een symmetrisch patroon - afhankelijk van de grootte en breedte van het gebouw. De achtergevel onderscheidt zich van de voorgevel door in het algemeen een centrale hoge en brede deuropening met aan beide zijden smalle deurtjes / ramen. Onder het wolfseind treft men kleinere en smallere uitsparingen aan. Hun aantal ten opzichte van de begane grond is altijd kleiner. Op deze manier ontstaat er een horizontaliteit in de gevel waardoor deze rust en stabiliteit uitstraalt. Men zou dit ook een hiërarchische opbouw van de gevel kunnen noemen. De gevels zijn voorzien van een plint, ook genoemd trasraam (het metselwerk bevatte tras, een component dat voor een waterdichte gevelaansluiting moest zorgen) en zijn opgetrokken in een donkere kleur. De overgang met het opgaand metselwerk kan ook nog eens gemarkeerd worden door het toepassen van een tweelaagse rollaag. De gevels zelf zijn opgetrokken uit oranje of roodachtige baksteen met donker of lichte tinten in staand verband (een kopse laag gealterneerd met een strekse laag) bij oorspronkelijke gebouwen of in halfsteens verband bij verbouwingen of vernieuwing. Soms kunnen er grijze tot zwarte nuances in het metselwerk voorkomen. Dit had of heeft te maken met het proces van bakken van de stenen zodat een gemêleerd of gevlamd effect kan ontstaan. De openingen zijn vaak voorzien van rollagen (rechte en gebogen) met een eenvoudige motief tot geraffineerde details. De kozijnen en de luiken zijn meestal donker (bruin of groen) met witte accenten. Wit komt ook voor. Wit gepleisterde gevels komen ook voor. De gepleisterde plint kan zwart, donkergrijs of donkergroen zijn. De kozijnen zijn in dat geval ook meestal donker.

Jaren ’50 tot heden
In deze jaren zijn enkele complexen vernieuwd. Dit is te zien aan het metselverband (halfsteens i.p.v. staand). Ook zijn er vervangende woningen gebouwd. Soms met de bedoeling de traditionele stijl en opzet van het hallenhuis te reproduceren maar dan op een andere schaal. Het oorspronkelijke geïntegreerde bedrijfsdeel is dan weggelaten en er blijft een compact hoog bouwwerk over met heel andere verhoudingen dan de elegante hallenhuizen. Eenvoudige woningen met een zadeldak zijn in deze decennia ook gebouwd. Deze realisaties veroorzaken met oranje pannen of houten delen (met lichte groene kleuren) onder de nok in de voorgevel grote contrasten in het oorspronkelijke bebouwingscomplex en verstoren het landschappelijke beeld evenals aanbouwen, uitbouwen (als grote dakkapellen) of bijgebouwen die niet meer ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw.

Kernkwaliteiten
Het welstandsbeleid is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van het gebied. De openheid in dit gebied is een belangrijke gegeven. Bij bouw- en aanlegmogelijkheden zijn het behoud van rust en openheid in het IJssellandschap van belang. Ten aanzien van de uiterwaarden is het beleid restrictief maar in het grootste deel van het weteringengebied is hervestiging van bedrijven toegestaan.