5.16.3   Centraal Veluws Natuurgebied - Omschrijving
 
Vormgeving Materiaal en kleur Detaillering Beschrijving Beschrijving Beschrijving

Omschrijving
Het huidige landschap is het resultaat van langdurige natuurlijke processen, zoals de vorming van geomorfologische formaties en door de mens door de eeuwen heen aangebrachte veranderingen met grondgebruik en bebouwing. Om een goed overzicht te krijgen van de buitengebieden en de interacties tussen mens en natuur worden de drie volgende onderdelen omschreven: landschapstype, bebouwingscomplexen en gebouwtypen.

Landschapstype
Dit gebied maakt deel uit van de Veluwe, een complex van stuwwallen met glaciofluviale afzettingen van Rijn en Maas. Het Centraal Veluws Natuurgebied is een zwak golvend tot reliëfrijk stuwwallandschap dat tijdens het Saalien (ca. 150.000 jaar geleden) door landijs is gevormd. De belangrijkste stuwwal loopt in zuid-noordrichting van Arnhem/Dieren tot Hattem en omvat het westelijke gedeelte van de gemeente Epe. De ruggen bestaan uit fijn tot grof zand met diepliggend grondwater.

Er is heden een gemengde eiken-berkenbosgebied aanwezig met veel gradiënten. Dennen zijn aanwezig variërend in dichtheid in het bos dat voor het grootste deel pas in de twintigste eeuw is aangeplant. Enkele heidevelden zijn omgeven door bos (bij de Renderklippen, tussen de Tepelbergweg en de Gortelweg). Andere liggen halfopen langs de bosranden (noordelijk van Gortel). In de valleitjes van de bosranden ontspringen ook tal van beken; zoals de Egelbeek, de Geelmolensche beek, de Hartensche beek en de Molenbeek. Binnen het bosgebied zijn enclaves van essen aanwezig (Gortel en Niersen) die eigenlijk typerend zijn voor de bosrand in de overgangszone. In de gemeente Epe maakt ongeveer eenderde van dit deelgebied deel uit van het kroondomein.

Bebouwingscomplexen
De Veluwe is besloten bos met weinig bebouwing. In het bosgebied van de Veluwe bevinden zich de landgoederen Tongeren en Welna. Bijzondere openingen in het dichte Veluwse landschap zijn de twee enken bij de historische buurtschappen Gortel en Niersen. Bij deze enken zijn door pachtsituatie afwijkende bouwvormen (schuren) en erfinrichtingen op de erven gerealiseerd. Ook zijn er verschillende recreatiecomplexen in het bos gesitueerd, zoals Rabbit Hill en Jagerstee. Ten noorden van Epe en achter de rotonde N309/N795 liggen twee villawijken in het bos.

Gebouwtype
De hoofdopzet van een bebouwingscomplex (het merendeel bestaat uit agrarische bedrijven) is een hoofdgebouw met één of meerdere schuren. Het hoofdgebouw valt altijd op door zijn ligging in het complex: meestal met de nok naar de weg gericht (vaak voorgevel naar de open ruimte van de enk en achtergevel naar de ontsluiting) met de bijgebouwen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw. De bijgebouwen zijn altijd ondergeschikt aan het hoofdgebouw. De bijgebouwen zijn vaak van oorsprong opgetrokken in hout (donkerbruin) op een gemetselde basis en hebben een rieten kap (heden verschijnen ook donkere golfplaten). De schuren of stallen kunnen vrijstaand zijn maar zijn ook in de loop der tijden soms aangebouwd worden aan het hoofdgebouw.

Traditionele bebouwing
Veel van de aanwezige bouwvormen stammen uit de 19e eeuw, soms vroeger. Kenmerkend is de hoofdvorm gebaseerd op het hallenhuis. Het merendeel van de gebouwen is georiënteerd naar de weg of een open ruimte (rondom de essen) en opgetrokken uit één laag met een kap. Ze zijn eenvoudig van vorm, in het algemeen rechthoekig, en hebben een forse kap, met de nokrichting vaak haaks of schuin op de weg, voorzien van riet met oranje nokpannen. De kapvorm is traditioneel en bijna altijd in de vorm van een afgewolfd zadeldak zowel bij de voorgevel als de achtergevel met een lage goothoogte. Eenvoudige windveren sieren de overgang van de gevel naar de kap. In het algemeen hebben de houten onderdelen zoals windveren en kozijnen witte en / of donkere kleuren. Vlechting in de overgang tussen opgaand metselwerk en kap komt ook voor. De voorgevel (in het verleden woongedeelte) indeling volgt het driehoekige doorsnede van de kap en toont geen uitbouw. De openingen op het begane grond niveau zijn breed en hoog en verdeeld in meestal drie elementen in een symmetrisch patroon - afhankelijk van de grootte en breedte van het gebouw. De achtergevel (in het verleden bedrijfsgedeelte) onderscheidt zich van de voorgevel door in het algemeen een centrale hoge en brede deur / opening met aan beide zijden smalle deurtjes/ramen. Onder het wolfseind treft men kleinere en smallere uitsparingen aan. Hun aantal ten opzichte van de begane grond is altijd kleiner. Op deze manier ontstaat er een horizontaliteit in de gevel waardoor deze rust en stabiliteit uitstraalt. Men zou dit ook een hiërarchische opbouw van de gevel kunnen noemen. De gevels zijn voorzien van een plint, ook genoemd trasraam (het metselwerk bevatte tras, een component dat voor een waterdichte gevelaansluiting moest zorgen) en opgetrokken in een donkere kleur (donkergrijs, donkerbruin, antracietkleurig). De gevels zelf zijn opgetrokken uit oranje of roodachtige baksteen met lichte tinten in staand verband (een kopse laag gealterneerd met een strekse laag) bij oorspronkelijke gebouwen of in halfsteens verband bij verbouwingen of vernieuwing. Soms kunnen er grijze tot zwarte nuances in het metselwerk voorkomen. Dit had of heeft te maken met het proces van bakken van de stenen zodat een gemêleerd of gevlamd effect kan ontstaan. De openingen zijn vaak voorzien van rollagen (rechte en gebogen). Gepleisterde gevels komen ook voor. Het opgaand pleisterwerk heeft meestal een witte kleur. De gepleisterde plint kan zwart, donkergrijs of donkergroen zijn. De kozijnen zijn in dat geval ook meestal donker.

Jaren ’50 tot heden
Bij vervanging, wanneer de agrarische functie geen toekomst meer had, werd de agrarische bebouwing gesloopt en het oorspronkelijke hoofdgebouw vervangen, van het oorspronkelijke hoofdgebouw heeft de ligging een storend karakter gekregen in de historische omgeving. Het zijn kleinschalige woningen met eenvoudige zadeldaken gedekt met oranje of bruine pannen. Het metselwerk is vaak hergebruikt maar in een ander metselverband of wit gepleisterd. De gevels kunnen een asymmetrisch patroon tonen en het houtwerk is meestal wit. Het erf is vaak uitbundig ingericht en gescheiden van het open gebied door haagbeplanting.

Kernkwaliteiten
Gortel en Niersen zijn historische esdorpen op de Veluwe. Deze zijn van groot belang voor het landschappelijke beeld. Gortel is bovendien als beschermd dorpsgezicht aangewezen. Het beleid ten aanzien van de bebouwing is restrictief. Voor het behoud van het natuurgebied is bebouwing niet gewenst. Scheiding tussen natuur en bebouwing moet gehandhaafd blijven. Overigens heeft bebouwing in het bos door het gesloten karakter van het landschap weinig invloed op de omgeving.