5.14.1   Karakteristieke erven buitengebied - Vormgeving
 
Vormgeving Materiaal en kleur Detaillering Beschrijving Beschrijving Beschrijving
Vormgeving
  De gebiedsbeschrijvingen, gebiedscriteria en beleidsuitgangspunten welstand maken deel uit van deze beoordelingscriteria.
  De indeling van het perceel en de hoofdopzet van het hoofgebouw moeten worden afgestemd op de landschappelijke en cultuurhistorische karakteristiek van de locatie (hiërarchie, ontsluiting, zichtlijnen e.d.).  
  Bij (vervangende) nieuwbouw moet rekening gehouden worden met het algemene gebiedskarakter en landschapstype.
  De hoofdvormen, die moeten bestaan uit liggende blokvormige bouwmassa’s met lage goothoogte en forse, hoogoplopende kappen, dienen ervoor te zorgen dat de gebouwen passen bij de landschappelijke en cultuurhistorische karakteristiek.
  Elke bouwmassa heeft zijn eigen karakteristiek, maar moet passen bij de bouwmassa’s van het betreffende complex.
  Grote ingrepen aan bestaande boerderijen dienen zo veel mogelijk op één punt, bij voorkeur aan de achterzijde, te worden geconcentreerd, rekening houdend met de originele hoofdvorm en kapvorm.
  Bij vervangende nieuwbouw bij voorkeur de oorspronkelijke eenvoudige hoofdvorm van de boerderij als beeldbepalend element in het landschap bewaren.
  Bij renovatie van boerderijen dient de originele vorm(geving) het uitgangspunt te zijn.
  Aan- en bijgebouwen dienen rekening te houden met de herkenbaarheid van de hoofdbebouwing.
  Bij bestaande gevels moet de oorspronkelijke (karakteristieke) indeling blijven domineren, waarbij de gevelopeningen verticaal gericht zijn.
  De bebouwing heeft een duidelijke relatie met de (oorspronkelijke) agrarische functie: dit uit zich in eenvoudige hoofdvormen en een duidelijke gevelindeling, aansluitend op het oorspronkelijke boerderijtype van dit gebied.
  Zijgevels dienen laag en onopvallend te zijn en de kopgevels dienen een stoere en duidelijke expressie te hebben.
  Bij verbouw en renovatie dient te worden aangesloten bij de richting en de maatverhoudingen van de bestaande gevelopeningen.
  De gevels van bijgebouwen moeten een duidelijke plint en een beëindiging aan de bovenzijde hebben.
  Grote vlakken moeten een structuur of onderverdeling hebben.