8.4   Vormvrije quickscan plan-m.e.r. en milieu- en waardentoets: toets aan (wettelijke) kaders rondom milieu en waarden
 

Van belang bij iedere ontwikkeling, zowel in project- als beleidsmatig opzicht, is de toets aan hogere (wettelijke) kaders zoals op het gebied van milieuaspecten en waarden. Het uitwerken hiervan op structuurvisieniveau gaat te ver. Omdat wij veel waarde hechten aan ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en 'waarden', hebben we voor de structuurvisie als geheel een quick-scan / vormvrije plan-MER verricht. Hierna hebben we hiervan de resultaten opgenomen.

In het kader van de concrete projecten en beleidsontwikkelingen zoals deze benoemd zijn in de structuurvisie, worden te zijner tijd (als onderdeel van de planvorming en de weg naar realisatie) de benodigde onderzoeken gedaan. Waar nodig worden knelpunten vermeden en compenserende en/of mitigerende maatregelen genomen. Vooralsnog verwachten we niet, dat er bij het naar realisatie brengen van de in deze structuurvisie benoemde projecten op cruciale belemmeringen gestuit wordt, als gevolg waarvan een bepaalde ontwikkeling niet mogelijk zou zijn.

De meerderheid van de milieu- en waardenaspecten zijn van een dermate detailniveau dat een analyse op het niveau van de structuurvisie niet passend is. Voor enkele aspecten zijn echter wel op structuurvisieniveau relevante uitspraken te doen. Voor alle aspecten geldt dat op projectniveau onderzoek noodzakelijk is. De informatie uit deze paragraaf vormt hiervoor de algemene basis.

Wet Milieubeheer en Natuurbeschermingswet: vormvrije quickscan plan-m.e.r. en randvoorwaarden natuurgebieden
In een aantal situaties dient aan een structuurvisieproces een planmerprocedure gekoppeld te worden:

  • wanneer de omvang van een activiteit waarvoor de structuurvisie kaders schept merplichtig is;
  • wanneer sprake is van een Natura 2000 gebied en ontwikkelingen zoals benoemd in de structuurvisie naar verwachting een significant effect zullen hebben op dat Natura 2000 gebied, als gevolg waarvan een passende beoordeling noodzakelijk is.

In de gemeente Waalre is een Natura 2000 gebied aanwezig. Ten oosten en zuidoosten van de gemeente Waalre ligt Natura 2000 gebied `Leenderbos, Groote Heide en De Plateaux. De Dommel en de Tongelreep maken ook onderdeel uit van een Natura 2000 gebied. Het is mogelijk dat eventuele ontwikkelingen in Waalre effect hebben op dit Natura 2000 gebied.

Voor de ontwikkelingen waarvoor de structuurvisie kaderstellend is, is een vormvrijemer-beoordeling opgesteld. De conclusie hiervan luidt dat er geen sprake is van planmer-plicht als gevolg van de in de structuurvisie verankerde ontwikkelingen. Wel is naar voren gekomen dat eventuele ontwikkelingen, zoals op het vlak van recreatie en het realiseren van nieuwe langzaamverkeersverbindingen, mogelijk effecten kunnen hebben op de gevoelige gebieden (natuurgebieden). Omdat er op dit moment nog geen zicht is op dergelijke concrete initiatieven waarvan de effecten onderzocht kunnen worden, hebben we ervoor gekozen om in een separaat document randvoorwaarden en vertrekpunten te formuleren gericht op het voorkomen van eventuele significant negatieve effecten op de betreffende gevoelige gebieden. De analyse van eventuele effecten en de geldende randvoorwaarden en vertrekpunten zijn onderdeel van het document van de vormvrije-mer-beoordeling. Hoofdingrediënten van die randvoorwaarden en vertrekpunten zijn kleinschaligheid (zoals beperkt aantal woon-/werkeenheden per landgoed), het voorkomen van versnippering en een goede zonering ten opzichte van de echte gevoelige gebieden. Het voorkomen van versnippering is met name aan de orde bij de beoogde realisatie van een aansluitende recreatieve langzaamverkeersroute, het rondje Waalre. Op basis van onderzoek waarbij de randvoorwaarden de basis vormen, wordt de route met de betrokken partijen verder uitgewerkt. Op de structuurvisiekaart is deze wenselijke verbindende recreatieve route met symbolische pijlen opgenomen.

Overige milieu- en waardenaspecten op structurvisieniveau

Geluid- en luchtkwaliteit
Wat betreft geluidkwaliteit, dient op projectniveau aangetoond te worden dat een goede leefkwaliteit gegarandeerd kan worden conform de vereisten van de Wet Geluidshinder. Op dat niveau kunnen de benodigde berekeningen gedaan worden. Wettelijk is bepaald dat er langs wegen met een maximumsnelheid van 50 km/uur of hoger zones liggen waarbinnen onderzoek noodzakelijk is. Onder voorwaarden en met in acht nemen van bepaalde bouwkundige uitgangspunten, kan afgeweken worden van de vastgelegde geluidsnormen. Er dient dan een procedure 'hogere grenswaarden wegverkeerslawaai' doorlopen te worden.
Bij ieder ruimtelijk plan dient aangetoond te worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en leefkwaliteit, ook in gebieden die vallen binnen de bebouwde kom waar sprake is van een 30 km-zone.

Wat betreft luchtkwaliteit is de ‘Wet Luchtkwaliteit’ het kader. Voor nieuwe ontwikkelingen dient aangetoond te worden dat een bepaalde ontwikkeling onder de normen voor fijn stof en stikstofdioxide blijft of 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Bepaalde categorieën dragen altijd ‘niet in betekenende mate’ bij aan de luchtkwaliteit. Hieronder vallen onder andere woningbouwprojecten tot 1500 woningen.

Bedrijven en milieubeheer
Verspreid in het gebied (zowel binnen als buiten de kernen) en op bedrijventerreinen liggen (agrarische) bedrijven waarvoor zones met betrekking tot geluid- en geurhinder in acht moeten worden genomen. Voor sommige bedrijven kunnen naast deze zones ook externe veiligheidscontouren gelden. Op de bedrijventerreinen zijn nieuwe bedrijven met een hogere milieucategorie toegestaan, binnen de woon- en andere gemengde (centrum)gebieden bedrijven in categorie 1 en 2 (conform de notitie van de VNG 'Bedrijven en milieuzonering'). 
Bij ontwikkelingen dient aangetoond te worden dat wanneer het een bedrijfs-/beroepsmatige activiteit betreft, er voldoende afstand in acht genomen worden ten opzichte van gevoelige functies al wonen. Wanneer het de ontwikkeling van een gevoelige functies als wonen betreft, dient aangetoond te worden, dat er juist voldoende afstand in acht genomen wordt ten opzichte van eventueel in de omgeving aanwezige bedrijfs- en beroepsmatige activiteiten. Om in eerste instantie te bepalen of er sprake is van voldoende afstand, kan de genoemde VNG-rapportage gehanteerd worden.

Externe veiligheid
Vanwege het transport van gevaarlijke stoffen geldt langs sommige autowegen, vaarwegen, spoorlijnen en leidingen een veiligheidscontour. Bij planontwikkeling in deze zones moet een risicoanalyse worden uitgevoerd. Het is verboden gevaarlijke stoffen te vervoeren in de gemeente zonder ontheffing. Ten noorden en ten oosten van de gemeente Waalre vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de rijkswegen. 
Daarnaast worden ook vereisten gesteld aan Bevi-bedrijven. Voor LPG-tankstations geldt dat binnen een straal van 150 meter bij ontwikkelingen aanvullend onderzoek moet wor-den gedaan. Binnen de gemeente Waalre is 1 LPG-tankstation aanwezig: BP Station De Voldijn.
Voor buisleidingen zijn in het Besluit externe veiligheid buisleidingen normen opgeno-men. Ten zuiden van Waalre en Aalst loopt een gasleiding van de Gasunie. 

Geur
De Wet geurhinder en veehouderij bepaalt dat tussen niet-intensieve veehouderijen en nieuwe geurhindergevoelige afstanden bepaalde vaste afstanden aangehouden moeten worden. Voor intensieve veehouderijen geldt dat de geurhinder berekend moet worden. Rondom de kernen is een aantal agrarische bedrijven aanwezig. Dit zijn geen (grote) intensieve veehouderijen. Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient de geurhinder bepaalt te worden. Voor vestiging en uitbreiding van intensieve veehouderijen is in de gemeente Waalre ook geen ruimte.

Bodem
In het kader van de beoordeling van een projectinitiatief en de projectrealisatie vormt de bodemkwaliteit een belangrijke afweging. Een (verkennend) bodemonderzoek moet hierover uitsluitsel brengen. Over het algemeen vormt dit geen belemmering voor een project, technische oplossingen zijn veelal mogelijk maar kunnen (flink) kostenverhogend werken.

Water
Sinds enige jaren is voor het opstellen van een ruimtelijk plan een ‘watertoets’ een verplicht onderwerp, in het kader waarvan een waterparagraaf opgesteld wordt. In de waterparagraaf dient te worden ingegaan op de waterhuishoudkundige en rioleringstechnische aspecten van het desbetreffende plangebied. Wanneer verharding wordt toegevoegd ten opzichte van de huidige situatie, dient hiervoor een 'compenserende' oplossing onderdeel van het plan te zijn. Op het niveau van een gemeentebrede structuurvisie is een dergelijke mate van concreetheid niet aan de orde. In onderdeel 2 'landschap' zijn we onder andere ingegaan op onze hoofdbeleidslijnen rondom het aspect water.

Flora en fauna
Op basis van de op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en faunawet is het een vereiste om inzicht te bieden in de effecten van een ruimtelijke ingreep op wettelijk beschermde planten en dieren. Als er significant schadelijke gevolgen zullen zijn voor een wettelijk beschermde soort en/of zijn leefgebied, zal bezien moeten worden in hoeverre de schadelijke effecten kunnen worden voorkomen. Zijn deze effecten niet weg te nemen, bijvoorbeeld door een andere locatie te kiezen, of op en andere manier naar een oplossing te zoeken, terwijl de uitvoering van het plan noodzakelijk wordt geacht (dwingende redenen van openbaar belang) dan zal in het kader van de wet ontheffing moeten worden gevraagd en zal moeten worden voorzien in mitigatie en/of compensatie. Daarnaast voorziet het ‘Besluit beschermde dier- en plantsoorten’ in een algemene vrijstelling van in Nederland algemeen voorkomende soorten. Voor deze soorten is geen ontheffing van de artikelen 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet meer nodig.

In het kader van de quickscan planmer / vormvrijmerbeoordeling en de opgestelde kaders en randvoorwaarden omtrent ontwikkelingen ter voorkoming van significante effecten voor Natura2000 gebieden en andere kwetsbare gebieden, zijn de relevante flora- en faunaaspecten in beeld gebracht. Graag verwijzen we naar het begin van dit onderdeel. Via opgenomen links, zijn daar de via de betreffende rapportages in te zien. 

Archeologie en cultuurhistorie
Naast flora en fauna, zijn archeologische en cultuurhistorische waarden van groot belang voor de identiteit en kwaliteit van een gebied. Bij een voorstel moet bij voorkeur gebruik gemaakt worden van de aanwezige waarden (bijvoorbeeld door het onderdeel te maken van het ontwerp of er naar te verwijzen) hierdoor krijgt de nieuwe ontwikkeling een unieke identiteit en is er sprake van ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Om inzicht te krijgen in de aanwezige waarden, is het bij ingrepen in de bodem van gebieden met een zekere verwachtingswaarde, veelal verplicht om archeologisch onderzoek te verrichten.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in september 2007 ligt de verantwoordelijkheid voor het behoud en beheer van het bodemarchief niet langer bij het Rijk, maar bij gemeenten. Het bestemmingsplan is daarbij het belangrijkste instrument.

Op de Erfgoedkaart zijn delen van de gemeente Waalre aangewezen als gebieden met een hoge verwachtingswaarde. De kans dat hier archeologische zaken in de bodem aanwezig zijn, is vrij groot. Bij ontwikkelingen in deze gebieden dient een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Tevens zijn op de Erfgoedkaart de cultuurhistorisch waardevolle gebieden weergegeven.