0.4.5   Veegbestemmingsplannen
 

Veegbestemmingsplannen
Met de Wabo (en de Crisis- en herstelwet) vervalt de verplichting om vergunde plannen, die afwijken van het geldende bestemmingsplan, binnen een jaar om te zetten in een herziening van het bestemmingsplan, waarvan afgeweken wordt (dit was een verplichting bij het projectbesluit). Hierdoor blijft de planologische situatie onveranderd en moeten aanvragen daaraan worden getoetst. Is dit aan de orde, dan is het aan te bevelen met een ‘veeg’ bestemmingsplan de regeling af te stemmen op de actuele situatie. Door zo’n ‘veegplan’ één of twee keer per jaar op te stellen blijft de meest actuele situatie gewaarborgd en kunnen nieuwe en vergelijkbare initiatieven voor hetzelfde gebied eerder en eenvoudiger worden beoordeeld en vergund (denk aan de mogelijkheid om aan- of bijgebouwen te realiseren die niet eerder in de vergunning zijn meegenomen).

Het projectbesluit wordt vervangen door een omgevingsvergunning voor het afwijken van een planologische regeling (2.12, lid 1a, onder 3 Wabo). Dit planologisch afwijkingsbesluit moet worden gemotiveerd met een ruimtelijke onderbouwing. Anders dan bij het projectbesluit kunnen aan het afwijkingsbesluit geen regels en een verbeelding worden toegevoegd. Het besluit heeft net als de (vroegere) procedure van artikel 19 lid 1 WRO niet de intentie om de nieuwe situatie in overeenstemming te brengen met het bestemmingsplan. Hierdoor blijft de oude planologische situatie onveranderd. Aangezien de actualisatie van bestemmingsplannen slechts eenmaal in de tien jaar dient plaats te vinden, ontbreekt bij veel gemeenten de prikkel om het bestemmingsplan na een verleende omgevingsvergunning aan te passen en te actualiseren. Zodoende kan een onoverzichtelijk geheel ontstaan van verschillende afwijkingsbesluiten naast de vigerende bestemmingsplannen. Bij invoering van het projectbesluit wilde de wetgever dit juist voorkomen en het bestemmingsplan centraal stellen, aangezien de verplichting bestond om binnen een jaar nadat het projectbesluit onherroepelijk was geworden, een ontwerpbestemmingsplan overeenkomstig dat projectbesluit ter inzage te leggen.

Om de centrale rol van het bestemmingsplan te behouden en om een onoverzichtelijk geheel na de invoering van het planologisch afwijkingsbesluit / omgevingsvergunning te voorkomen, heeft BRO gezocht naar een oplossing om de verschillende afwijkingsbesluiten na een bepaalde periode in de vigerende bestemmingsplannen op te nemen. Dit is mogelijk door middel van het opstellen van een zogenaamde veegbestemmingsplan. Het veegbestemmingsplan bevat slechts planologische afwijkingsbesluiten en geen nieuwe ontwikkelingen. Bij bestemmingsplannen die op deze manier tot stand komen, is de mogelijkheid voor het instellen van beroep uitgesloten (artikel 3.10 Wro, per 1 oktober 2010). Dit aangezien er reeds op het afwijkingsbesluit (of projectbesluit) gereageerd had kunnen worden. Hierdoor kunnen de veegbestemmingsplannen binnen een kort tijdsbestek worden vastgesteld, zonder kans op beroep, omdat er geen nieuwe ontwikkelingen worden vastgelegd in het bestemmingsplan.

Digitalisering
Bij de omgevingsvergunning voor het afwijken van een planologische regeling wordt de mededeling van het besluit tot verlening van een omgevingsvergunning beschikbaar gesteld conform de vereisten zoals die zijn vastgelegd voor ‘projectbesluiten’ in IMRO2008 en STRI2008. De waarde van het attribuut ‘naam’ van de klasse Besluitgebied_X begint met: omgevingsvergunning (geometrische plaatsbepaling). Door deze geometrische plaatsbepaling wordt het in de loop der tijd voor gemeenten eenvoudiger en goedkoper om veegbestemmingsplannen door te voeren en een overzichtelijk geheel van bestemmingsplannen te tonen.

Terug naar Beleidsondersteunend