5   Omgeving en eigenheid
 

Hoofdlijnen van beleid
Bij ruimtelijke ontwikkelingen stuurt de gemeente Landerd primair op het realiseren van een goede toekomstgerichte ruimtelijke kwaliteit.

De kernen
In de kernen stuurt de gemeente primair op de ruimtelijke verschijningsvorm van de gebouwen en op een goede relatie tussen het functionele gebruik van de gebouwen en de aangrenzende openbare ruimten. Daarbij worden in de centrumgebieden zwaardere eisen gesteld aan de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen. Deze gebieden vormen de centrale plekken van de kernen en dus van de gemeente. Daarmee zijn zij bepalend voor de identiteit. Daarnaast zijn de linten belangrijke dragers in dit ruimtelijk kwaliteitsbeeld.

Het buitengebied
Ondanks alle rijks-, provinciale en gemeentelijke beleidsinspanningen is ook de gemeente Landerd er in de afgelopen decennia niet volledig in geslaagd om in het buitengebied een duurzame, sterke en hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit te realiseren. De gemeente kent veel bijzonder fraaie gebieden en plekken. Er zijn ook situaties in het buitengebied waar de ontstane ruimtelijke kwaliteit bij nader inzien onvoldoende is. De gemeente onderscheidt zich daarin overigens niet ten opzichte van andere gemeenten. Vrijwel alle landelijke gemeenten worstelen met dit vraagstuk.

Met deze structuurvisie wil de gemeente daar een kanteling in maken. Daarbij zijn de volgende punten van belang:

  • De gemeente Landerd kijkt niet meer langer behoudend en conserverend naar het landschap, maar vanuit de functionele dynamiek die vraagt om nieuwe duidelijke landschapsstructuren met kwaliteit.
  • Bij ontwikkelingen in het buitengebied zet de gemeente nadrukkelijk en structureel in op versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De ruimtelijke kwaliteit van een buitengebied wordt gedragen door het landschap.
  • Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen zich op zodanige wijze te voegen in dit landschap dat de kenmerkende karakteristiek van de verschillende gebieden minimaal behouden blijft, maar bij voorkeur nog versterkt wordt.
  • In sommige gebieden prevaleert de primair landschappelijke functie en in sommige gebieden de agrarische functie. Er dient een evenwicht te ontstaan tussen de verschillende claims op het buitengebied.
  • Het versterken van de landschapsstructuur is noodzakelijk, omdat tal van gebouwde ontwikkelingen in het (recente) verleden onvoldoende rekening hebben gehouden met de kwaliteiten en karakteristieken van het landschap.

De kwaliteit van het landschap moet op een dusdanig niveau worden gebracht dat deze de (toekomstige) ruimtelijke ontwikkelingen ook kan dragen. Dat vraagt om meer dan een 'simpele' groensingel om een bouwkavel. Daarvoor is een echte structuurversterking noodzakelijk.

De essentie van de gewenste landschapsstructuur is neergelegd in het gemeentelijke Landschapsbeleidsplan 2013-2027 dat in het najaar van 2012 door de raad is vastgesteld. Verderop in deze structuurvisie wordt aangegeven aan welke randvoorwaarden voldaan moet worden bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied en hoe daarbij een bijdrage moet worden geleverd aan de versterking van de ruimtelijke structuur. Naast investeringen in het landschap kan daarbij ook sprake zijn van maatschappelijke kwaliteitsverbeterende maatregelen. Dit thema is verder uitgewerkt in het Kwaliteitskader buitengebied gemeente Landerd.

Agrarische ontwikkelingen in het buitengebied
De agrarische sector is een belangrijk onderdeel van de Landerdse economie. Zoals in hoofdstuk 3 reeds aangegeven heeft het beleid van hogere overheden de beleidsmarges voor de gemeente de afgelopen jaren beperkt. De agrarische sector is genoodzaakt snel in te spelen op de steeds wisselende ontwikkelingsmogelijkheden om zo aanwezige kansen te kunnen benutten.

Om te komen tot een evenwicht tussen de verschillende belangen in het buitengebied hanteert de gemeente het volgende beleid:

  • Een toets op volksgezondheidseffecten staat centraal bij ieder initiatief in het buitengebied;
  • De uitgangspunten van het Kwaliteitskader buitengebied gemeente Landerd zijn leidend bij iedere ontwikkeling;
  • Bij doorontwikkeling in de vorm van een uitbreiding van het agrarisch bouwvlak dient altijd een aparte procedure doorlopen te worden;
  • Oprichting van een nieuw bouwvlak op een geheel nieuwe locatie (nieuwvestiging) is in de gemeente Landerd niet mogelijk;
  • Vestiging van een veehouderij op een bestaand vigerend niet-agrarisch bouwvlak (omschakeling) is alleen toegestaan in agrarisch gebied en op voorwaarde dat elders sprake is van het oplossen van een ruimtelijk-maatschappelijk knelpunt;

Niet agrarische ontwikkelingen in het buitengebied
De bestuurlijke ambitie is mee te denken en te werken aan initiatieven die ruimtelijk, sociaal maatschappelijk en economisch passen in het buitengebied van Landerd. Hierbij gaat het om het stimuleren van investeringen door initiatiefnemers in bestaand vastgoed. De gemeente wil daarbij niet denken in beperkingen, maar in kansen. Kortom, meedenken hoe een initiatief op die locatie passend kan worden. Dat vergt een verandering van een normatief toetsende overheid die de verschillende aspecten van een initiatief aan de hand van de regels afvinkt, naar een proactieve, meedenkende en ontwikkelingsgerichte overheid. Uitgangspunt daarbij is wel dat initiatieven functioneel passend dienen te zijn, een relatie hebben met het buitengebied en gebruikmaken van de kwaliteiten van het buitengebied en deze kwaliteiten versterken. Kwaliteitsverbetering is een essentiële randvoorwaarde bij ieder initiatief.

  • Een initiatiefnemer dient een plan te overleggen waarin hij laat zien hoe en in welke stappen hij verwacht dat zijn activiteit zich verder zal ontwikkelen zodat de gemeente kan beoordelen of de locatie de voor de activiteit noodzakelijke toekomstruimte kan bieden;
  • Medewerking zal alleen worden verleend als het initiatief tegelijkertijd bijdraagt aan het realiseren van de duurzame nieuwe landschapsstructuur die noodzakelijk is om nieuwe ontwikkelingen ruimtelijk op verantwoorde wijze in hun omgeving in te bedden;
  • Voldaan moet worden aan het Kwaliteitskader buitengebied gemeente Landerd.

Dorpsranden
De gemeente Landerd hecht sterk aan de overgangen van de bewoningskernen naar het buitengebied, de zogenaamde dorpsranden. De ruimtelijke inpassing van ontwikkelingen op het snijvlak ‘stad en land’ is nu vaak niet voldoende. Daarbij is van belang dat aangegeven wordt op welke wijze rekening is gehouden met de omgeving. Dat kan zijn op ruimtelijk vlak, maar ook milieuhygiënisch, landschappelijk of maatschappelijk. Een en ander afhankelijk welke dorpsrand de ontwikkeling betreft. De gemeente Landerd verwacht van een initiatiefnemer dat hij voldoet aan de doelstellingen van het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Bij maatschappelijk verantwoord ondernemen neemt een bedrijf de verantwoordelijkheid voor de effecten van de bedrijfsactiviteiten op mens en milieu.

Nota archeologie
In 1992 heeft Nederland als een van de leden van de Raad voor Europa het verdrag van Malta inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend. Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta betekende. Volgens het hoofdstuk “Archeologische monumentenzorg” uit de Monumentenwet 1988 is een gemeente verplicht om bij het opstellen van bestemmingsplannen (buitenplanse omgevingsvergunningen en beheersverordeningen) rekening te houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden danwel monumenten. Dit betekent dat er bij ruimtelijke ontwikkelingen altijd en overal (middels een bureauonderzoek) aangetoond moet worden dat er geen bodemvondsten te verwachten zijn, conform het principe ‘de verstoorder betaalt’. Concreet houdt het bovenstaande in dat in een bestemmingsplan geregeld moet zijn dat er bij ruimtelijke ontwikkelingen danwel bodemingrepen vooraf aan het verlenen van omgevingsvergunning middels een (archeologisch) onderzoek aangetoond is dat er geen archeologische vondsten in de bodem zitten. Tot nog toe werd de archeologische verwachtingskaart van de provincie Noord-Brabant (gebaseerd op de landelijke kaart van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) gebruikt als toetsingskader. De onderzoeksverplichting gold voor alle gebieden die op deze kaart waren aangeduid met een middelhoge of hoge verwachtingswaarde. Aangezien de provinciale archeologische verwachtingskaart de middelhoge en hoge archeologische indicaties slechts zeer globaal weer gaf heeft de gemeente ervoor gekozen deze provinciale kaart in de gemeente Landerd op gemeentelijke schaal nader uit te laten werken. Een gemeente is immers bevoegd om beleid op te stellen en zwaardere eisen of meer uitzonderingen te stellen voor haar grondgebied, maar de gemeente moet deze afwijkingen wel kunnen motiveren. De gemeenteraad van Landerd heeft daartoe in zijn vergadering van 24 mei 2012 de ‘Nota Archeologie gemeente Landerd’ en de ‘Archeologische beleidskaart gemeente Landerd’ vastgesteld. Bij de uitwerking van de structuurvisie in concrete (bestemmings)plannen vormen deze beleidskaders uitgangspunt binnen het thema omgeving en eigenheid.