3   Economie
 

Hoofdlijnen van beleid

De economie van Landerd rust op vier pijlers die elk hun eigen dynamiek kennen. De (door)ontwikkeling van bedrijven is in de eerste plaats afhankelijk van de individuele ondernemer. De gemeente faciliteert en probeert kaders te scheppen waarbinnen ontwikkelingen mogelijk zijn. Duurzame ontwikkeling en kwaliteitsverbetering zijn ook binnen dit thema centrale begrippen.

De economie van Landerd rust op vier pijlers:

  1. De reguliere bedrijven, veelal gevestigd op de verschillende bedrijventerreinen;
  2. De agrarische sector, van oudsher een belangrijke economische speler in de gemeente;
  3. De op verzorging en dienstverlening gerichte ondernemingen, die overwegend in de centra van de kernen zijn gevestigd; onder dienstverlening wordt in dit verband bedoeld detailhandel, middenstand en kantoorfuncties; 
  4. De toeristisch-recreatieve sector.

Pijler 1: reguliere bedrijven
Voor de bedrijventerreinen wordt het in de Structuurvisie Bedrijventerreinen / de Ruimteplanner vastgelegde beleid gecontinueerd. Dit beleid is gericht op:

  • Het (waar mogelijk) faciliteren van de bestaande bedrijven;
  • Het doelmatig blijven benutten van de bestaande terreinen.

Bedrijven in de gemeente Landerd worden waar mogelijk ruimtelijk gefaciliteerd om in de gemeente te kunnen blijven ondernemen. Daarbij dient primair gebruik te worden gemaakt van de mogelijkheden die bestaande bedrijventerreinen binnen de dorpen bieden. Voor de solitaire vestiging van bedrijven wordt steeds gekeken naar mogelijke maatwerkoplossingen, waarbij in de afweging centraal staan:

  • De toekomst van het bedrijf én;
  • De aard en kwaliteit van de locatie.

Pijler 2: agrarische sector

Algemeen
De agrarische sector vormt een belangrijk onderdeel van de Landerdse economie. De gemeente wil, in het belang van alle partijen, streven naar stabiele en duurzame ontwikkelmogelijkheden voor de agrarische sector. Landerd is een landelijke gemeente, waarvan de agrarische sector per definitie onderdeel van uitmaakt. Dat betekent ook dat:

  • Een keuze voor wonen in het buitengebied een keuze is voor wonen in een gebied waar agrarische bedrijven moeten kunnen functioneren.
  • Bij de afweging van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen buiten de kernen (agrarische en niet-agrarische), de belangen van de bewoners en gebruikers van het agrarisch gebied nadrukkelijk mee worden gewogen. Dit geldt voornamelijk in gebieden met een duidelijke concentratie van wonen en niet-agrarische functies.
  • In het overige buitengebied aan niet-agrarische ontwikkelingen alleen medewerking wordt verleend als dat geen nieuwe belemmeringen opwerpt voor de verdere ontwikkeling van de agrarische bedrijven in dit gebied.

Voor de agrarische bedrijven streeft de gemeente naar het bieden van:

  • Rust en zekerheid voor de agrarische ondernemers om op een verantwoorde wijze een bedrijf te kunnen voeren;
  • Rust en zekerheid voor haar inwoners ten aanzien van de aspecten volksgezondheid, dierenwelzijn en landschapskwaliteit.

Een aantal ontwikkelingen in het buitengebied kan van collectieve meerwaarde zijn voor een groep van ondernemers. De gemeente staat in beginsel positief ten opzichte van de volgende ontwikkelingen:

  • De aanpak van deelprocessen van de agrarische bedrijfsvoering, zoals mestverwerking, indien dat aantoonbaar leidt tot een ruimtelijk- en milieuhygiënisch betere en duurzamere ontwikkeling.
  • Een sanering van functies die belemmerend zijn voor een duurzame ontwikkeling van een groep van agrarische bedrijven.
  • Een sanering van functies die belemmerend zijn voor een duurzame ontwikkeling van een groep van toeristisch recreatieve bedrijven.
  • Een sanering van functies die belemmerend zijn voor een duurzame ontwikkeling van een concentratiegebied van niet-agrarische functies.

Naar verwachting zal de komende jaren een groot aantal van de agrarische bedrijven zijn bedrijfsvoering beëindigen. Om deze bedrijfsbeëindiging ruimtelijk-functioneel op verantwoorde wijze te laten plaatsvinden zal de gemeente agrarische bedrijven die op termijn hun bedrijfsvoering willen beëindigen in staat stellen om tijdig te voorzien in een bestemmingswijziging, passend bij de ruimtelijke situatie.

Veehouderij
Het beleid van hogere overheden heeft de beleidsmarges voor de gemeente de afgelopen jaren beperkt. De veehouderij sector is genoodzaakt snel in te spelen op de steeds wisselende ontwikkelingsmogelijkheden om zo aanwezige kansen te kunnen benutten.

De kern van het beleid vormt het toewerken naar een duurzame veehouderij. In dit kader verstaat de gemeente Landerd onder duurzaamheid:

  • Een veehouderij die de uitstoot van stoffen zodanig beperkt dat dit geen nadelige effecten heeft voor de volksgezondheid en leefbaarheid.
  • Een veehouderij met een productiestructuur waarbij de vereisten vanuit dierenwelzijn geborgd zijn.
  • Een veehouderij met een ruimtelijke opzet en ruimtelijke inpassing die bijdraagt aan een herkenbare structuur van het landschap.

Het beleid dat de gemeente voert is nader uitgewerkt in het Kwaliteitskader buitengebied gemeente Landerd.

Pijler 3: op verzorging en dienstverlening gerichte ondernemingen
Het beleid op de functionele ontwikkeling van dit type bedrijven is verwoord in hoofdstuk 4 "Voorzieningen". Ruimtelijk zullen deze bedrijfsactiviteiten primair in de kernen een plek vinden. Het gaat hierbij om functies als detailhandel, middenstand en kantoorfuncties. Voor de ontwikkeling van deze ondernemingen is voldoende functionele en ruimtelijke flexibiliteit gewenst, zodat bedrijven in staat zijn en blijven om te ontwikkelen. Primair vindt de sturing daarvan plaats via de bestemmingsplannen. Bij afweging van ontwikkelingen en initiatieven in de kernen stuurt de gemeente op het zo sterk mogelijk houden van de dorpscentra door:

  • Voldoende ruimtelijke flexibiliteit te bieden om aan de noodzakelijke dynamiek voor verzorgende en dienstverlenende functies (ook op termijn) ruimte te kunnen bieden;
  • Een mix van verzorgende en dienstverlenende functies in de centra van de kernen na te streven;
  • Een beperkte mix van verzorgende en dienstverlenende functies in de linten / aanloopstraten na te streven;
  • Een terughoudendheid naar verzorgende en dienstverlenende functies in de woongebieden te betrachten.

Pijler 4: toeristisch-recreatieve bedrijven
De Maashorst is voor de gemeente Landerd een belangrijk gebied voor recreatie en toerisme. Landerd heeft een groot aantal verblijfsaccommodaties en vervult een belangrijke verblijfsfunctie voor de Maashorstregio. Landerd is interessant als uitvalsbasis voor dagrecreatie in De Maashorst en de omliggende regio. Het dagrecreatief product in de gemeente zelf bestaat vooral uit fietsen en wandelen en zal verder verbreed en versterkt moeten worden. Bestaande bedrijven kunnen inspelen op het toeristisch-recreatief profiel van Landerd en de Maashorst. Het beleid moet daarom gericht zijn op:

  • Het in staat stellen van bedrijven om een ontwikkeling in te zetten die past bij het bedrijf en de omgeving. Bedrijven zijn in de visie van de gemeente medeverantwoordelijk voor hun (recreatieve) omgeving.
  • Het bieden van ruimte voor toeristisch recreatieve herontwikkeling van vrijkomende agrarische bedrijven of als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Ook hierbij vormt de medeverantwoordelijkheid voor de ruimtelijke kwaliteit een belangrijk uitgangspunt.
  • Het onder voorwaarden bieden van kansen voor de ontwikkeling van (dag/avond)horeca in de kernen, het buitengebied en de solitaire bebouwingsconcentraties.
  • Kwaliteitsverbetering en versterking van het bestaande verblijfsrecreatieve aanbod.
  • Het onder voorwaarden bieden van kansen voor de ontwikkeling van dagrecreatieve voorzieningen in de gehele gemeente. 

Solitaire nieuwvestiging van toeristische recreatieve bedrijven wordt niet principieel uitgesloten. Een initiatief zal beoordeeld worden op:

  • De geschiktheid van de beoogde locatie, ook in relatie tot mogelijke doorgroei;
  • De verkeersaantrekkende werking en de wijze waarop dat wordt afgewikkeld (inclusief het parkeren);
  • De effecten op de omgeving;
  • De wijze waarop het initiatief, ook in een doorgroeifase, mede inhoud geeft aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied waar het initiatief gesitueerd is;
  • De meerwaarde voor het lokale en regionale toeristisch-recreatief product.

Permanente bewoning van recreatiewoningen
In de gemeente Landerd geldt een verbod op permanente bewoning van recreatieverblijven. Dit verbod is vastgelegd in de regels van de bestemmingsplannen. De gemeente wil met dit verbod het gebruik van de recreatieterreinen voor recreatieve doeleinden waarborgen en beschermen. Door het bewonen van recreatieverblijven blijft er minder ruimte over voor recreanten en worden de doelstellingen van het beleid niet gehaald. Recreatieverblijven voldoen vaak ook niet aan de (bouwtechnische)eisen welke aan woningen worden gesteld en het toestaan van permanente bewoning van recreatieverblijven kan ook het woningbouwbeleid doorkruisen. Het karakter en de sfeer van een recreatiepark veranderen door permanente bewoning, waardoor minder recreanten aangetrokken worden en het permanent wonen verder toeneemt. Er ontstaat een groter risico op verrommeling/verloedering, sociale onveiligheid en criminaliteit. Voor de echte recreanten moeten weer nieuwe verblijfsvoorzieningen worden gerealiseerd, waardoor ook het ruimtelijk beleid van de gemeente kan worden doorkruist.