2.4   Bedreigingen voor het ruimtelijk karakter en de omgevingskwaliteit
 

Als tegenovergestelde van wat we als onze basisverantwoordelijkheid en onze ambitie beschouwen, willen we een aantal ontwikkelingen echt voorkomen:

  1. aantasting van het groene, dorpse karakter (bijvoorbeeld gekenmerkt door de groene structuren tot in het centrum, met beplanting van grote eiken, de beplantingen van de wegen in het algemeen, maar ook door de relatieve kleinschaligheid van bebouwing);
  2. aantasting van waarden op het gebied van natuur, water en cultuurhistorie, door schaalvergroting van de landbouw maar ook verdichting van het landschap door de recreatie en (slecht vormgegeven) natuurontwikkeling;
  3. verrommeling van het landschap, zoals van boerenerven en dorpen, verpaupering van de dorpen door leegstand van voormalige panden van maatschappelijke en commerciële voorzieningen;
  4. het verloren gaan van de sterke relatie tussen de drie dorpstypen en de drie landschapstypen;
  5. vervlakking van de landschappelijke (en stedenbouwkundige) contrasten;
  6. het verloren gaan van zichtlijnen op de beschermde dorpsgezichten.

Voor de beoordeling van initiatieven van derden betrekken we naast de ruimtelijke kwaliteit en karakteristiek ook de functionele inpassing. Een initiatief wordt in eerste instantie beoordeeld op de planologisch-juridische inpasbaarheid (toets bestemmingsplan) en daarna op de bijdrage aan de omgevingskwaliteit. Bij de afweging houden we rekening met diverse aspecten die een bedreiging kunnen vormen voor de omgevingskwaliteit. In het onderstaande zijn voor de kernen en het buitengebied aangegeven welke bedreigingen er zijn en wat we als gemeente met betrekking tot omgevingskwaliteit echt willen voorkomen.

Voor het bebouwd gebied dient in ieder geval te worden voorkomen dat:

  • in-/uitbreidingen ten koste gaan van de bestaande karakteristiek en groen-blauwe en cultuurhistorische kwaliteiten in het algemeen;
  • in- en uitbreiden ten koste gaat van het bestaande openbaar groen en van de flora en fauna/biodiversiteit in het algemeen;
  • in- en uitbreiden niet past binnen de maat en schaal van de bestaande bebouwde omgeving;
  • door ontwikkelingen of verkoop van groen een versnippering van de groenstructuur en een verkleining van de openheid, in en tussen de kernen, ontstaat.

In het buitengebied dient in ieder geval voorkomen te worden dat:

  • de specifieke kwaliteiten van het buitengebied aangetast worden;
  • verrommeling in de randzones bij de bebouwde gebieden ontstaat;
  • de diversiteit van het landschap wordt aangetast en waardevolle beeldbepalende en cultuurhistorische elementen verdwijnen.

Om deze (voor de ruimtelijke kwaliteit bedreigende) ontwikkelingen te voorkomen en initiatiefnemers te stimuleren tot kwaliteit en een hoogwaardige landschappelijke inpassing, hebben we als gemeente gekoppeld aan het bestemmingsplan Buitengebied, het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied opgesteld. Hierin zijn criteria voor de vormgeving en landschappelijke inpassing van gebouwen opgenomen. 

Voor de overige elementen en hoofdkeuzen rondom het beleidsveld 'ruimtelijk karakter, ruimtelijke kwaliteit en belevingswaarde' verwijzen we graag naar de onderdelen: