29.0.7   Vormvrije quickscan plan-m.e.r.-plicht
 

Quickscan: Plan-m.e.r.-plicht Structuurvisie Westerveld – 26 maart 2013
 
Inleiding
In een aantal situaties dient aan een structuurvisieproces een plan-m.e.r.-procedure gekoppeld te worden:

  1. wanneer de omvang van een activiteit waarvoor de structuurvisie kaders schept m.e.r.-(beoordelings)plichtig is;
  2. of wanneer sprake is van een Natura 2000-gebied en ontwikkelingen zoals benoemd in de structuurvisie naar verwachting een significant effect zullen hebben op dat Natura 2000-gebied, als gevolg waarvan een passende beoordeling noodzakelijk is.

In deze quickscan wordt onderzocht of de structuurvisie kaders schept voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten en wordt een inschatting gemaakt of er een significant effect te verwachten is op Natura 2000-gebieden in en in de omgeving van de gemeente Westerveld.

M.e.r.-(beoordelingsplichtige) activiteiten
Voor zover nu bekend is schept de structuurvisie geen kaders voor activiteiten die m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn. Ontwikkelingen betreffen veelal kleinschalige initiatieven, die voor een groot deel door particulieren aangedragen worden. Op dit moment is niet bekend, welke initiatieven op welke locaties geïnitieerd zullen worden. Deze structuurvisie is opgesteld vanuit het perspectief van een faciliterende en regisserende overheid en een vraaggestuurde werkwijze. Uiteraard gelden hierbij wel de wettelijke en beleidsmatige kaders, zoals gericht op het beschermen en waar mogelijk versterken van waarden en kwaliteiten en het voorkomen van (nieuwe) milieuhinder.

Ontwikkelingen (activiteiten) die mogelijk m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn:
• woningbouw;
• uitbreiding en nieuwe bedrijventerreinen;
• recreatieve ontwikkelingen;
• agrarische ontwikkelingen.

Woningbouw
Rond Diever, Dwingeloo en Vledder is sprake van een aantal projectmatige woningbouwplannen waarvan de voorbereiding al vergevorderd is. Dit betekent dat voor deze projecten reeds planologische-procedures doorlopen zijn/worden en dat in het kader van deze structuurvisie geen m.e.r.-plicht meer geldt.

Uitbreiding bedrijventerreinen
In regionaal en provinciaal verband zijn afspraken gemaakt over de mogelijke maximale toename van het oppervlakte bedrijventerrein. De mogelijkheden hiervoor zijn beperkt. Alleen bij het terrein bij Dwingeloo is nog een kleine uitbreiding mogelijk. De inschatting is dat er geen sprake zal zijn van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit. De ontwikkeling of uitbreiding van een bedrijventerrein is m.e.r.-beoordelingsplichtig bij een omvang van 75 hectare. Wanneer de omvang kleiner is, is sprake van een vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht en zal met name onderzocht moeten worden of er sprake is van nadelige milieugevolgen op kwetsbare gebieden.

Recreatieve ontwikkelingen
Gebieden tussen de kernrand en een recreatieve trekker zoals bijvoorbeeld een Nationaal Park zijn hotspots / kansrijk voor de ontwikkeling van recreatieve en toeristische bedrijvigheid. Veel plekken zoals de essen dienen echter gevrijwaard te blijven van bijvoorbeeld bebouwing en/of intensief gebruik. Door deze locaties uit te sluiten, resteren gebieden waar (onder voorwaarden) ruimte is voor toeristisch - recreatieve dynamiek.

Recreatieve ontwikkelingen zijn m.e.r.-(beoordelings)plichtig als het gaat om de volgende activiteiten: skihellingen, skiliften, kabelspoorwegen, jachthavens, vakantiedorpen / hotelcomplexen, permanente kampeer- en caravanterreinen of themaparken.

Deze activiteiten zullen niet ontwikkeld worden en vallen ook niet onder de recreatieve ontwikkelingen die redelijkerwijs in Westerveld worden voorzien in de planperiode van de structuurvisie. Vanuit de recreatieve activiteiten zal geen sprake van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit.

Agrarische ontwikkelingen
Schaalvergroting zal in de zone op de structuurvisiekaart ‘landbouw, natuur en recreatie’ door het kleinschalige landschap voor agrarische bedrijven niet in alle gevallen mogelijk zijn, waardoor functieverandering en -verbreding nodig zal zijn voor een gezond economisch voortbestaan. Boerderijen die niet benut kunnen worden als beheerboerderij krijgen zo mogelijk een nieuwe passende functie, bijvoorbeeld wonen, zorg of kleinschalige verblijfsrecreatie.

In de zone op de structuurvisiekaart ‘ontwikkeling landbouw en recreatie’ wordt gestreefd naar een ontwikkeling waarbij de grondgebonden landbouw de nodige schaalvergroting kan doormaken. Het gebied behoort tot de agrarische hoofdstructuur en blijft of wordt hiervoor zo optimaal mogelijk ingericht.

Agrarische ontwikkelingen die m.e.r-(beoordelings)plichtig zijn, zijn met name de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van pluimvee of varkens.

Op dit moment is de inschatting dat vanuit de agrarische ontwikkelingen geen m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten in de structuurvisie zijn opgenomen.

Daarnaast kan ook het opnieuw bestemmen van nog niet benutte (maar wel bestemde) planologische ruimte bij veehouderijen leiden tot een m.e.r.-plicht. Het inventariseren of in het buitengebied veehouderijen aanwezig zijn waarbij de planologisch gegunde ruimte nog niet geheel benut is, voert te ver in het kader van deze gemeentebrede structuurvisie. Wanneer dit aan de orde is, dan wordt gekoppeld aan het bestemmingsplan een project-m.e.r. opgesteld. 

Significantie effecten Natuur 2000-gebieden
In de gemeente Westerveld zijn drie Natura 2000-gebieden gelegen:
1. het Dwingelderveld (ontwerp);
2. Holtingenveld (voorheen Havelte-Oost genoemd);
3. het Drents-Friese Wold (definitief begrensd).

Wanneer ontwikkelingen in Westerveld significante gevolgen hebben op Natura 2000-gebieden moet een passende beoordeling opgesteld worden. Wanneer een passende beoordeling verplicht is, is er gelijk sprake van een plan-m.e.r.-plicht. Ook als het gaat om activiteiten / ontwikkelingen die niet genoemd zijn in het Besluit m.e.r..

Uitgangspunt in de structuurvisie is dat ontwikkelingen geen significant (negatieve) effect mogen hebben op de Natura 2000-gebieden. Omdat op dit moment nog niet bekend is welke initiatieven ontplooid zullen worden, is het ook niet mogelijk een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet uit te voeren en te onderzoeken of er sprake is van dergelijke significante (negatieve) effecten. Om toch vooraf in de structuurvisie enigszins kaders te kunnen stellen ter voorkoming van eventuele effecten, is voor de drie Natura 2000-gebieden een analyse gemaakt, gericht op het benoemen van vertrekpunten en randvoorwaarden waarmee dergelijke effecten voorkomen kunnen worden. Dit vormt voor ons een belangrijk onderdeel van het afwegingskader voor initiatieven met mogelijk effect op de Natura 2000-gebieden. Via deze link kan de notitie 'Kaders en randvoorwaarden Natura 2000-gebieden' ingezien worden.

Conclusie
Op basis van deze quickscan kan geconcludeerd worden dat de structuurvisie geen kaders stelt voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten.