1.1.1.1   De groene bril
 

Fictief scenario vanuit het perspectief van landschap, natuur en cultuurhistorie

Onderstaande beschrijving omvat een extreme ontwikkelingsrichting, die op zichzelf niet realistisch is. De scenariodiscussie is bedoeld als hulpmiddel, om grip te krijgen op de hoofdlijn (het accent) van de ontwikkelingsrichting voor de gemeente Westerveld. Het uiteindelijke (duurzaam) structuurbeeld, de structuurvisiekaart van de structuurvisie Westerveld, is ontstaan uit een integrale, realistische discussie en afweging van de scenario's. De scenario's hebben hiervoor als inspiratie gediend.

Unique sellingpoint
De gemeente Westerveld wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van veel waarden op het gebied van landschap, natuur en cultuurhistorie. Van oorsprong een esdorpenlandschap, met veel veldgronden. Vanaf 1930 is er veel bosaanplant gerealiseerd met voor een groot deel (hier niet van nature voorkomend) naaldhout. Meer dan 25% van de oppervlakte bestaat uit bos en natuurterrein, waarmee de gemeente tot de groenste van Nederland behoort. Dit is het onderscheidend vermogen van Westerveld ten opzichte van (buur)gemeenten, die een eenzijdiger landschap hebben of een groter stedelijk oppervlak en bijhorende dynamiek.

Natuur door landschap
Niet alleen de natuurgebieden, maar de hele gemeente is groen. Naast de drie grote bos- en natuurcomplexen Drents-Friese Wold, Dwingelderveld en Holtingerveld is ook het agrarisch buitengebied zeer afwisselend en waardevol, vanuit het oogpunt van natuur en landschap. Door de aanwezigheid van vele geomorfologische gradiënten in de ondergrond en de wijze waarop het landschap door de mensen in gebruik is genomen zijn zes verschillende landschapstypen ontstaan; de essen, veldgronden, beekdalen, veldontginningen, wegdorpen en de ontginningskolonies. Helaas is door ruilverkaveling en schaalvergroting het onderscheid tussen de verschillende landschappen enigszins vervlakt.
 
Winst op het gebied van natuur kan door het aanleggen van ecologische verbindingszones (E.V.Z.s) en door het versterken van de algemene landschapsstructuur. Dat wil zeggen dat wordt ingezet op het vergroten van de herkenbaarheid van de verschillende landschapstypen door het herstellen van de fijne dooradering met karakteristieke landschapselementen. Ontwikkelingen in het buitengebied moeten altijd samengaan met landschapsversterkende ingrepen op de projectlocatie, of eventueel elders in de gemeente. Hierdoor wordt de ecologische waarde van het buitengebied langzaam maar zeker vergroot en ontstaat een vorm van 'ecologisch medegebruik' die niet zo sterk plaatsgebonden is als de genoemde EVZ’s. Hierdoor komt een groot deel van de natuur- en landschapsontwikkeling in particuliere handen en vermindert de financiële druk op de gemeente. Dit neemt niet weg dat op bepaalde knelpunten zoals de Drentsche Hoofdvaart ingrepen moeten worden gedaan om de barrièrewerking voor de natuur op te heffen of te verminderen. Door het actief ingrijpen op strategische punten wordt het hele systeem gestimuleerd (ecopunctuur).

Vanuit historisch landschappelijk oogpunt dient agrarisch gebruik van het buitengebied te passen bij de oorspronkelijke landschapsstructuur: landbouw op de essen en grasland in de beekdalen.

Kwaliteit boven kwantiteit
Doordat het oppervlak natuur- en bosgebied in de gemeente al zo groot is, zou de focus verlegd kunnen worden van kwantiteit naar kwaliteit. Grote delen van bijvoorbeeld het Drents-Friese Wold bestaan bijvoorbeeld nog uit soortenarm naaldhoutbos wat nog omgezet moet worden naar bijvoorbeeld heide of stuifzand. Aandachtspunt hierbij is wel de emotie waarmee dit gepaard kan gaan. Nog niet zo lang geleden hebben de bewoners van Westerveld de stuifzanden moeten bedwingen.

Duurzaam wonen
Vanuit het perspectief van de groene bril kan Westerveld worden waargenomen als één grote, groene ruimte met daarin menselijke 'enclaves'. Voor de kolonies Frederiksoord en Wilhelminaoord zijn in het kader van koloniewoningen Belvedereplannen ontwikkeld voor het bouwen volgens de oude stijl in een nieuw jasje. De nieuwe kolonistenwoningen krijgen grote kavels, waarop ze in eigen voedsel en energiebehoefte kunnen voorzien door bijvoorbeeld een groentetuin en een boomgaard aan te leggen. Het streven is om de woningen energieneutraal en duurzaam te bouwen. Zo zal voor de verwarming gebruik kunnen worden gemaakt van aardwarmte in combinatie met een warmteterugwininstallatie en voor de elektriciteit en warmwatervoorziening van zonne-energie.

Dit principe kan over heel Westerveld en ook voor bestaande woningen worden toegepast. Als de krimp doorzet heeft dit immers gevolgen voor het aantal voorzieningen en voor de financiële slagkracht van de overheid. Burgers zullen zich opnieuw een onafhankelijke 'kolonistenmentaliteit' moeten eigen maken. Daar staat dan tegenover dat ze heer en meester kunnen zijn op eigen terrein. Het splitsen van boerderijen om ze bewoond te laten worden door verschillende generaties van een familie behoort bijvoorbeeld tot de mogelijkheden. Bij de vormgeving van de gebouwen en erven moet worden teruggegrepen naar de landschapsstructuur en de cultuurhistorie.
 
Cultuurhistorie benut als toeristisch potentieel
Westerveld wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van historische relicten uit verschillende tijdslagen dicht bij elkaar. In de omgeving van Darp zijn bijvoorbeeld naast hunebedden grafheuvels te vinden, restanten van een militair vliegveld uit WOII en de overblijfselen van het oorspronkelijke dorpje Darp dat is afgebroken om plaats te maken voor het vliegveld. De gelaagdheid van het landschap brengt heel veel mooie verhalen met zich mee, die als ze naar buiten worden gebracht de waardering voor Westerveld zullen vergroten.

Het bereikbaar maken van de waardevolle plekken en het inzichtelijk maken van de verhalen zal de toeristische aantrekkingskracht van de gemeente vergroten. Nu leidt de Westerveldse bescheidenheid er toe dat het toeristisch-recreatief potentieel niet volledig wordt benut en mensen de interessante plekken passeren.

Het thematiseren van de recreatie aan de hand van cultuurhistorie is een interessante mogelijkheid. Zo kan bijvoorbeeld een huifkarrenroute (associatie met kolonisten) uitgezet worden waar toeristen met paard en wagen de gemeente meerdere dagen kunnen verkennen en alle interessante plekken aandoen. Bij sommige plaatsen is geen aantrekkelijke wandel- of fietsroute tussen de kern en de natuurgebieden terwijl de escomplexen die daar liggen juist een meerwaarde kunnen vormen in de beleving van recreanten en bewoners. Door het uitzetten van aantrekkelijke routes tussen interessante plekken kan de belevingswaarde van het landschap voor inwoners en bezoekers worden vergroot.

Hierbij kan het wel komen tot een botsing tussen verschillende belangen. Zo kan het beleefbaar maken van cultuurhistorische waarden leiden tot een suboptimale situatie ten aanzien van natuur. Heeft de natuur het primaat of juist de cultuurhistorie?